Vogels paren door de cloaca’s van het mannetje en het vrouwtje tegen elkaar te drukken. De cloaca is een opening aan het uiteinde van de darm die ook wordt gebruikt voor de uitscheiding van urine en ontlasting. Bij vogels is de cloaca ook de geslachtsopening.
Het mannetje brengt zijn sperma in de cloaca van het vrouwtje. Het sperma reist dan door de eileiders naar de eierstok, waar de eitjes worden bevrucht.
De paring bij vogels is meestal vrij snel en eenvoudig. Het mannetje komt achter het vrouwtje te staan en drukt zijn cloaca tegen de cloaca van het vrouwtje. Het sperma wordt dan overgedragen.
Sommige vogelsoorten hebben een meer uitgebreide paringsgedrag. Bijvoorbeeld, zwanen voeren een ritueel uit waarbij het mannetje het vrouwtje omhelst en zijn kop in haar nek legt. Dit ritueel helpt om de band tussen het mannetje en het vrouwtje te versterken.
Na de paring legt het vrouwtje het ei. De meeste vogels leggen hun ei in een nest dat ze zelf hebben gebouwd. Sommige vogels leggen hun ei op de grond, in een boomholte of in een nestkastje.
Het ei wordt dan door het vrouwtje bebroed totdat het uitkomt. Het uitkomen van het ei duurt meestal een paar weken.
Na het uitkomen moeten de jongen door het vrouwtje en het mannetje worden opgevoed. De jongen worden gevoed met voedsel dat door de ouders wordt gebracht. De jongen blijven bij de ouders totdat ze groot genoeg zijn om voor zichzelf te zorgen.