In de wiskunde is een grondlijn de lijn waarop een geometrische figuur rust. Het kan worden gebruikt om de hoogte, omtrek of oppervlakte van de vorm te berekenen.
Enkele veelvoorkomende voorbeelden van grondlijnen zijn:
- De grondlijn van een driehoek is de zijde die tegenover de rechte hoek ligt.
- De grondlijn van een vierhoek is de zijde die evenwijdig is aan de andere zijden .
- De grondlijn van een rechthoek is de kortste zijde.
- De grondlijn van een cirkel is elke diameter van de cirkel.
De grondlijn kan ook worden gebruikt om andere eigenschappen van een geometrische figuur te bepalen. Zo is de hoogte van een driehoek de afstand van de top tot de grondlijn. De omtrek van een vierhoek is de som van de lengtes van de vier zijden, inclusief de grondlijn. En de oppervlakte van een rechthoek is het product van de lengte van de grondlijn en de hoogte.
Grondlijnen zijn een belangrijk concept in de wiskunde en worden gebruikt in een verscheidenheid aan toepassingen. Door de grondlijn van een vorm te begrijpen, kunnen we andere belangrijke eigenschappen van die vorm bepalen.