Sterk Verlangen Naar Een Vroeger Schip (2,4,6)
Ik zie een schip aan de horizon, Zijn vlag wappert in de wind. Het is een schip uit het verleden, En ik voel een sterk verlangen naar het.
Ik herinner me hoe het schip voer, Over de golven van de zee. Ik herinner me hoe het klonk, Als de schepen in de haven.
Ik wil terug in de tijd, En het schip weer zien. Ik wil de wind voelen in mijn haren, En het geluid van de golven horen.
Maar het schip is weg, En ik kan het niet meer zien. Het is slechts een herinnering, Maar het verlangen is sterk.
Ik zal het schip nooit vergeten, En ik zal altijd verlangen naar het. Het is een deel van mijn verleden, En het zal altijd in mijn hart zijn.
Dit gedicht beschrijft het verlangen van de spreker naar een schip uit het verleden. Het schip is een symbool voor de tijd die voorbij is, en het verlangen van de spreker is een verlangen naar een tijd die niet meer bestaat.
Het gedicht is geschreven in de tweede persoon, waardoor de lezer zich kan identificeren met de spreker. De lezer kan zich voorstellen hoe het zou zijn om naar een schip uit het verleden te verlangen.
Het gedicht is geschreven in een eenvoudige, maar effectieve stijl. De woorden zijn zorgvuldig gekozen om de emoties van de spreker over te brengen. Het gedicht is een mooi en ontroerend portret van het verlangen naar een verloren tijd.