Het was een saaie dag in de drogisterij. De klanten waren schaars en de verkopers hadden weinig te doen.
Bart was een van de verkopers. Hij stond achter de kassa en keek uit het raam. Het was een mooie dag, maar Bart had er geen zin in. Hij was verveeld.
Hij had al zijn taken voor de dag gedaan. Hij had de voorraad aangevuld, de winkel opgeruimd en de klanten geholpen. Nu was er niets meer te doen.
Bart begon wat rond te lopen in de winkel. Hij keek naar de producten op de planken. Hij zag shampoo, zeep, deodorant en tandpasta. Hij zag ook medicijnen, verzorgingsproducten en schoonmaakmiddelen.
Bart begon een beetje te dromen. Hij droomde dat hij op vakantie was. Hij droomde dat hij aan het strand lag, aan het zwemmen was of een wandeling maakte in de bergen.
Maar dan werd hij wakker. Hij was nog steeds in de drogisterij. Hij was nog steeds verveeld.
Bart besloot om wat te lezen. Hij pakte een tijdschrift van de plank en ging op een stoel zitten. Hij begon te lezen over de nieuwste modetrends.
Maar het was moeilijk om zich te concentreren. Hij bleef maar denken aan hoe saai het was in de drogisterij.
Bart besloot om naar buiten te gaan. Hij liep een rondje om het blok. Toen hij terugkwam, was er een nieuwe klant in de winkel.
De klant was een vrouw. Ze vroeg om een fles shampoo. Bart hielp haar de shampoo te vinden.
De klant was aardig en ze praatte wat met Bart. Bart was blij om eindelijk iemand te hebben om mee te praten.
De klant kocht de shampoo en ging weg. Bart ging weer achter de kassa staan.
Hij was nog steeds een beetje verveeld, maar hij was ook blij dat hij de klant had geholpen.
**
Het was nog steeds een saaie dag, maar Bart had het nu een beetje minder erg. Hij was blij dat hij iemand had kunnen helpen.
Hij wist dat hij nog een paar uur moest werken, maar hij nam het niet zo zwaar. Hij zou gewoon proberen om de tijd te doden tot hij naar huis kon gaan.