De kleine slapjanus, nog wankel op zijn pootjes, stak zijn kopje voorzichtig uit de opening van zijn nest. De camping om hem heen was nog stil en fris. De ochtendmist hing laag tussen de bomen, en de zon was net op het punt om boven de horizon te komen.
Een zacht briesje streelde zijn donsveren, en hij voelde de warmte van de zon op zijn rug. Hij knipperde met zijn ogen tegen het felle licht en keek nieuwsgierig rond. De camping was een wirwar van kleuren en geluiden. Tenten in alle kleuren van de regenboog, caravans met glimmende daken, en auto’s volgeladen met bagage.
Overal hoorde hij stemmen van mensen die aan het ontbijten waren of zich aan het klaarmaken waren voor een dagje uit. Kinderen renden al joelend over het grasveld, en honden blaften vrolijk.
De kleine slapjanus voelde zich een beetje angstig, maar ook opgewonden. Hij had nog nooit zoiets gezien. Voorzichtig stapte hij uit zijn nest en waggelde op zijn korte pootjes over de camping.
Hij keek naar de mensen en de andere dieren, en hij snoof aan de geuren van gras, bloemen en koffie. Hij voelde zich klein en onbeduidend in deze grote wereld, maar hij was ook vol verwondering.
De wereld was een prachtige plek, en hij was klaar om hem te verkennen.