In de middeleeuwen had een ridder verschillende soorten hulpjes, met verschillende namen, afhankelijk van hun taken en positie. Hier zijn enkele van de meestvoorkomende:
Knaap: De knaap was een jonge jongen, meestal van adellijke afkomst, die in opleiding was tot ridder. Hij diende de ridder en leerde hem de vaardigheden die hij nodig had voor het ridderleven, zoals vechten, paardrijden en wapenrusting dragen.
Schildknaap: De schildknaap was een gewapende man die de ridder vergezelde in de strijd. Hij droeg de ridder’s schild en wapens en hielp hem tijdens de gevechten.
** оруженосец:** De оруженосец was verantwoordelijk voor de wapens en uitrusting van de ridder. Hij hield ze schoon en gerepareerd en hielp de ridder zich te kleden voor de strijd.
Stalmeester: De stalmeester was verantwoordelijk voor de paarden van de ridder. Hij verzorgde de paarden, trainde ze en zadelde ze op voor de ridder.
Koetsier: De koetsier bestuurde de wagen of kar van de ridder.
Lakei: De lakei was een bediende die de ridder hielp met zijn dagelijkse taken, zoals aankleden, eten en baden.
Naast deze specifieke rollen waren er ook andere helpers in dienst van de ridder, zoals koks, schilders, smids en timmerlieden. De taken en posities van deze helpers konden variëren, afhankelijk van de rijkdom en status van de ridder.
De term “hulpje” is dus te breed om een specifieke rol in de middeleeuwen te beschrijven. Het is belangrijk om de context te kennen om te bepalen wat voor soort hulpje er bedoeld wordt.