Een jong mannetjeshert wordt een bokje genoemd. Bokjes worden geboren met een vacht van bruin of roodbruin haar. Ze hebben kleine geweien, die elk uit twee punten bestaan. De geweien beginnen te groeien als het bokje ongeveer twee maanden oud is.
Bokjes zijn nieuwsgierig en speels. Ze houden ervan om te rennen en te springen. Ze zijn ook erg goed in klimmen. Bokjes worden meestal gespeend als ze ongeveer zes maanden oud zijn. Ze worden dan onafhankelijk en beginnen hun eigen weg te vinden in de wereld.
Bokjes zijn herkauwers, wat betekent dat ze hun voedsel twee keer verteren. Ze eten gras, bladeren, knoppen en fruit. Ze moeten veel eten om in leven te blijven, want ze hebben veel energie nodig om te bewegen en te spelen.
Bokjes zijn prooidieren. Ze worden gegeten door wolven, beren en poema’s. Ze moeten voorzichtig zijn om niet gepakt te worden door roofdieren.