Kampen zonder bewegingsruimte zijn een soort veldslag waarbij de strijdende partijen geen ruimte hebben om zich te bewegen. Dit kan gebeuren doordat de twee legers elkaar tegenover staan op een smal front, of doordat ze in een bergachtig of bosrijk gebied vechten. Kampen zonder bewegingsruimte zijn vaak zeer bloedig en langdurig, omdat de strijdende partijen elkaars posities niet kunnen overwinnen.
Een voorbeeld van een kamp zonder bewegingsruimte is de Slag bij Waterloo in 1815. In deze slag stonden de legers van Napoleon Bonaparte tegenover de legers van de geallieerde troepen onder leiding van de hertog van Wellington. De twee legers stonden tegenover elkaar op een smal front, en de strijd was zeer bloedig. Uiteindelijk wonnen de geallieerden de slag, en Napoleon werd verslagen.
Een ander voorbeeld van een kamp zonder bewegingsruimte is de Slag om Stalingrad in 1942-1943. In deze slag stonden de Duitse legers tegenover de Sovjet-legers. De strijd vond plaats in de stad Stalingrad, en het was een zeer bloedige en langdurige strijd. Uiteindelijk wonnen de Sovjet-Unie de slag, en de Duitsers werden gedwongen zich terug te trekken uit Rusland.
Kampen zonder bewegingsruimte zijn een gevaarlijke en meedogenloze vorm van oorlogvoering. Ze kunnen leiden tot enorme verliezen aan mensenlevens, en ze kunnen de uitkomst van een oorlog beïnvloeden.