De Nederlandse staat wordt door Jehovah’s Getuigen aangeklaagd wegens discriminatie. De organisatie vindt dat de staat haar onterecht heeft geselecteerd voor een onderzoek naar de afhandeling van seksueel misbruik. Het onderzoek, uitgevoerd door de Universiteit Utrecht in 2020, concludeerde dat de afhandeling van misbruikzaken binnen Jehovah’s Getuigen vaak te wensen overlaat.
Jehovah’s Getuigen vinden het oneerlijk dat alleen zij onderzocht zijn, terwijl andere religieuze groepen buiten beschouwing zijn gebleven. De organisatie stelt dat de staat haar heeft geselecteerd vanwege haar religieuze overtuigingen. Dit zou een schending zijn van de vrijheid van godsdienst.
De staat heeft de aanklacht van Jehovah’s Getuigen afgewezen. De staat stelt dat het onderzoek objectief en onafhankelijk is uitgevoerd. De staat benadrukt dat het onderzoek niet gericht was op een specifieke religieuze groep, maar op de afhandeling van seksueel misbruik in het algemeen.
De rechtszaak tussen Jehovah’s Getuigen en de staat zal op 12 september 2024 voor de rechtbank van Den Haag worden gevoerd.
De aanklacht van Jehovah’s Getuigen is een controversieel onderwerp. Sommige mensen vinden dat de organisatie terecht klaagt, omdat de staat haar onterecht heeft gediscrimineerd. Anderen vinden dat de staat haar onderzoeksplicht heeft vervuld en dat de aanklacht van Jehovah’s Getuigen ongegrond is.
De uitkomst van de rechtszaak zal bepalen of Jehovah’s Getuigen gelijk hebben. Als de organisatie in het gelijk wordt gesteld, zou dit een precedent kunnen scheppen voor andere religieuze organisaties die zich gediscrimineerd voelen.