De term “priester” komt in de Bijbel veel voor, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament. In het Oude Testament wordt het woord “priester” (Hebreeuws: כהן, kohen) gebruikt om de leden van de priesterlijke stam Levi te beschrijven. Deze stam was verantwoordelijk voor de offerdienst in de tabernakel en de tempel. De priesters waren degenen die namens het volk offers brachten aan God. Ze waren ook verantwoordelijk voor het onderwijs van het volk over de wet van God.
In het Nieuwe Testament wordt het woord “priester” (Grieks: ἱερεύς, hiereus) gebruikt om een aantal verschillende personen te beschrijven. In de vier evangeliën wordt het woord gebruikt om de joodse priesters te beschrijven die Jezus vervolgden. In de brieven van Paulus wordt het woord gebruikt om Jezus Christus zelf te beschrijven. Jezus is de Hogepriester van het nieuwe verbond, die namens ons offers brengt aan God.
De volgende bijbelboeken zijn specifiek relevant voor het onderwerp van priesters:
- Exodus: In dit boek wordt het priesterschap voor het eerst ingesteld.
- Leviticus: Dit boek bevat een gedetailleerde uitleg van de offerdienst die door de priesters werd uitgevoerd.
- Numeri: Dit boek bevat informatie over de organisatie van de priesterschap.
- 1 Samuel: Dit boek bevat het verhaal van Samuel, die een belangrijke rol speelde in de ontwikkeling van het priesterschap in Israël.
- Leviticus: Dit boek bevat het verhaal van Jezus Christus, die de Hogepriester van het nieuwe verbond is.
Hier zijn enkele belangrijke punten over priesters in de Bijbel:
- Priesters zijn middelaars tussen God en mensen. Ze vertegenwoordigen God bij de mensen en de mensen bij God.
- Priesters zijn verantwoordelijk voor de offerdienst. Offers zijn een manier om God te eren en om verzoening te doen voor de zonden van het volk.
- Priesters zijn ook verantwoordelijk voor het onderwijs van het volk over de wet van God.
- Jezus Christus is de Hogepriester van het nieuwe verbond. Hij heeft eenmaal voor altijd offers gebracht aan God, en Hij is de enige die mensen kan verzoenen met God.