Opgave 1
Een fietser rijdt 10 kilometer naar het noorden, vervolgens 5 kilometer naar het oosten en ten slotte 15 kilometer naar het zuiden. Hoe ver is hij dan van zijn startpunt verwijderd?
Oplossing
We kunnen deze opgave oplossen door de drie bewegingen te combineren. De eerste beweging is een positieve beweging, de tweede beweging is een positieve beweging en de derde beweging is een negatieve beweging.
10 km (noord) + 5 km (oost) + 15 km (zuid) = ?
10 km + 5 km - 15 km = -5 km
Dus de fietser is 5 kilometer van zijn startpunt verwijderd.
Opgave 2
Een temperatuur daalt van 15 graden Celsius naar -5 graden Celsius. Hoeveel graden Celsius is de temperatuur gedaald?
Oplossing
We kunnen deze opgave oplossen door de begintemperatuur te onttrekken aan de eindtemperatuur.
15 °C - (-5 °C) = ?
15 °C + 5 °C = 20 °C
Dus de temperatuur is 20 graden Celsius gedaald.
Opgave 3
Een bankrekening heeft een saldo van 100 euro. Er worden 50 euro afgeschreven en vervolgens worden er 25 euro bijgeschreven. Wat is het saldo van de bankrekening nu?
Oplossing
We kunnen deze opgave oplossen door de afschrijvingen en bijschrijvingen te combineren.
100 € - 50 € + 25 € = ?
50 € - 25 € = 25 €
Dus het saldo van de bankrekening is nu 25 euro.
Opgave 4
Een bedrijf heeft een winst van 100.000 euro. Er worden vervolgens 50.000 euro aan verliezen geleden. Wat is de totale winst of het totale verlies van het bedrijf?
Oplossing
We kunnen deze opgave oplossen door de winst en verliezen te combineren.
100.000 € - 50.000 € = ?
50.000 €
Dus het bedrijf heeft een verlies van 50.000 euro geleden.
Opgave 5
Een ijsje kost 2 euro. Je hebt 5 euro in je zak. Hoeveel ijsjes kun je kopen?
Oplossing
We kunnen deze opgave oplossen door het aantal ijsjes te delen door de prijs van een ijsje.
5 € / 2 € = ?
2,5
Dus je kunt 2,5 ijsjes kopen. Aangezien je geen halve ijsjes kunt kopen, kun je in werkelijkheid 2 ijsjes kopen.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden van rekenopgaven waarbij met mintekens wordt gewerkt. Er zijn nog veel meer mogelijkheden.