Volgens de Engelse taal is een “getapt” dier een dier dat is aangepast aan een leven in water. Dit kan betekenen dat het dier zwemvliezen heeft, een waterdichte vacht of veren heeft, of dat het in staat is om zijn adem lange tijd onder water in te houden.
Hier zijn enkele voorbeelden van getapte dieren:
- Walvissen: Walvissen zijn zoogdieren die in het water leven. Ze hebben zwemvliezen, een waterdichte vacht en een longen. Ze zijn in staat om hun adem lange tijd onder water in te houden.
- Dolfijnen: Dolfijnen zijn zoogdieren die in het water leven. Ze hebben zwemvliezen, een waterdichte vacht en een longen. Ze zijn in staat om hun adem lange tijd onder water in te houden.
- Zeeslangen: Zeeslangen zijn slangen die in het water leven. Ze hebben een waterdichte huid en zijn in staat om hun adem lange tijd onder water in te houden.
- Zeeschildpadden: Zeeschildpadden zijn reptielen die in het water leven. Ze hebben een waterdichte huid en zijn in staat om hun adem lange tijd onder water in te houden.
- Kreeften: Kreeften zijn geleedpotigen die in het water leven. Ze hebben scharen die ze gebruiken om te zwemmen en te jagen.
- Octopussen: Octopussen zijn weekdieren die in het water leven. Ze hebben acht armen die ze gebruiken om te zwemmen en te jagen.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden van getapte dieren. Er zijn veel andere dieren die aangepast zijn aan een leven in water.