Lagere plantensoorten, zoals algen, mossen en varens, hebben verschillende soorten voortplantingscellen. De meest voorkomende soort is de gameet. Gameten zijn haploïde cellen, wat betekent dat ze slechts één set chromosomen bevatten. Ze komen in twee soorten voor, mannelijke gameten (sperma) en vrouwelijke gameten (eitjes).
Wanneer een mannelijke gameet en een vrouwelijke gameet samenkomen, vindt er bevruchting plaats. Dit creëert een zygote, een diploïde cel met twee sets chromosomen. De zygote groeit dan uit tot een nieuw individu.
Een andere soort voortplantingscel bij lagere plantensoorten is de spor. Sporen zijn haploïde cellen die ontstaan uit een speciale cel in de plant, de sporogonium. Sporen worden verspreid door wind of water en kunnen dan uitgroeien tot nieuwe planten.
Lagere plantensoorten kunnen zich ook voortplanten door fragmentatie. Fragmentatie is het proces waarbij een plant in twee of meer delen wordt verdeeld. Elk deel kan dan uitgroeien tot een nieuwe plant.
Lagere plantensoorten zijn zeer divers en hebben een breed scala aan voortplantingsstrategieën. De specifieke voortplantingsstrategie die een lagere plantensoort gebruikt, hangt af van de soort en de omgeving waarin de plant leeft.