Een bijvoeglijk naamwoord (adjectief) is een woordsoort die een eigenschap of toestand van een zelfstandig naamwoord of een ander woord beschrijft. Bijvoeglijke naamwoorden staan meestal direct achter het woord dat ze beschrijven, maar ze kunnen ook voor of in het midden van de zin staan.
Voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden zijn:
- Eigenschappen: groot, klein, mooi, lelijk, oud, nieuw, snel, langzaam, hard, zacht
- Toestanden: gelukkig, verdrietig, boos, bang, gezond, ziek, slaperig, wakker
- Kwalitatieve oordelen: goed, slecht, leuk, saai, interessant, vervelend
Bijvoeglijke naamwoorden kunnen worden gevarieerd in vorm, afhankelijk van de zin waarin ze voorkomen. Zo kunnen ze worden verbogen in getal, geslacht en lidwoord.
Voorbeeld:
- Een groot huis (enkelvoud, mannelijk, onbepaald)
- De grote huizen (meervoud, mannelijk, bepaald)
- Een mooie vrouw (enkelvoud, vrouwelijk, onbepaald)
- De mooie vrouwen (meervoud, vrouwelijk, bepaald)
Bijvoeglijke naamwoorden kunnen ook worden gebruikt in vergelijkingen. In een vergelijking wordt een eigenschap of toestand van een zelfstandig naamwoord vergeleken met die van een ander zelfstandig naamwoord. Bijvoeglijke naamwoorden in vergelijkingen worden vaak gevolgd door een koppelwoord, zoals “als”, “dan” of “beter”.
Voorbeeld:
- De auto is groter dan de fiets.
- Het meisje is mooier dan de vrouw.
- De film was leuker dan het boek.
Bijvoeglijke naamwoorden kunnen ook worden gebruikt in rangschikkingen. In een rangschikking worden zelfstandige naamwoorden of bijvoeglijke naamwoorden op volgorde gezet, van groot naar klein, van mooi naar lelijk, enz. Bijvoeglijke naamwoorden in rangschikkingen worden vaak gescheiden door komma’s.
Voorbeeld:
- De mooiste, slimste en grappigste vrouw van de wereld.
- De grootste, snelste en krachtigste auto van het jaar.