De waterbouwkundige Pieter Caland ontwierp de Nieuwe Waterweg. Hij was de secretaris van de Raad voor de Waterstaat, die in 1857 werd ingesteld om plannen voor de verbetering van de vaarweg tussen Rotterdam en de zee te onderzoeken. Caland’s plan was om een doorsteek te maken door de Hoek van Holland, zoals al eerder voorgesteld door Nicolaus Cruquius in 1731. Maar het plan van Cruquius had als probleem dat na aanleg de mond waarschijnlijk weer snel zou verzanden. Caland’s plan voorzag in een afdamming van de samenvloeiing van de Oude en Nieuwe Maas, waardoor het getij de nieuwe vaarroute vanzelf zou uitschuren.
De bouw van de Nieuwe Waterweg begon in 1863 en werd in 1889 voltooid. De nieuwe vaarweg maakte het mogelijk voor grote zeeschepen om Rotterdam te bereiken, wat een enorme impuls gaf aan de ontwikkeling van de havenstad.
Pieter Caland werd in 1836 geboren in het Brabantse dorpje Hoogeloon. Hij studeerde waterbouwkunde aan de Polytechnische School te Delft en werd in 1863 benoemd tot inspecteur-generaal van de Waterstaat. Hij overleed in 1909.