J. Edgar Hoover was de directeur van de Federal Bureau of Investigation (FBI) gedurende 48 jaar, van 1924 tot aan zijn dood in 1972. Hij was een controversieel figuur die bekend stond om zijn obsessie met communisme en zijn autoritaire leiderschapsstijl.
Hoover was een sleutelfiguur in de ontwikkeling van de moderne FBI. Hij moderniseerde het bureau en professionaliseerde de捜査員. Hij was ook verantwoordelijk voor de oprichting van het FBI Laboratory, dat een belangrijke rol speelde bij de opsporing van criminelen.
Hoover was echter ook een fervent anticommunist en hij gebruikte zijn macht om politieke tegenstanders te bespioneren en te intimideren. Hij was ook verantwoordelijk voor de COINTELPRO-operaties, die gericht waren op het verstoren van de activiteiten van burgerrechtengroepen en andere dissidente organisaties.
Hoovers lange termijn als FBI-directeur gaf hem een enorme macht en invloed. Hij was een vertrouweling van acht presidenten en hij speelde een belangrijke rol in de Amerikaanse politiek.
Hoovers erfenis is complex en controversieel. Hij wordt geprezen om zijn rol bij de modernisering van de FBI en zijn bestrijding van de misdaad. Hij wordt echter ook bekritiseerd voor zijn schendingen van de burgerrechten en zijn misbruik van macht.